Inhalt
Historischer Rundweg - Bord 15
Joden in Weeze
De families Koopmann en Devries spelen een belangrijke rol in de geschiedenis van de joden in Weeze.
Pas in de 17e eeuw doken joden voor het eerst op in Weeze. In de Franse tijd (1794-1814) bezaten ze alle rechten als staatsburger. Het kleine aantal joden in Weeze was actief als veehandelaar, slager of koopman. In 1812 woonden inclusief de familie van slager David Koopmann vijf joden in de plaats. Aan het eind van de eeuw steeg hun aantal tot 25, maar was in 1938 gezakt tot 13.
Maatschappelijke integratie
Ten tijde van het keizerrijk en de Republiek Weimar (1871 tot 1933) waren de joden in Weeze volledig geïntegreerd. Ze namen actief deel aan de samenleving in de gemeente, waren lid van verenigingen en instituten. Als teken van hun maatschappelijke acceptatie werd in 1929 op de Cyriakusplatz een oorlogsmonument onthuld door handelaar in koloniale goederen en manufacturen Leonhard Koopmann als ‘vertegenwoordiger van de Israëlische gemeenschap‘. Hij deed dit samen met burgemeester Tenhaeff, baron von Vittinghoff-Schell en de evangelische en katholieke geestelijken. De joden uit Weeze hadden in de Duits-Franse oorlog en de Eerste Wereldoorlog gediend en ook slachtoffers te betreuren. Zo liep David Koopmann in 1870 bij Spichern zware verwondingen op, Albert Devries sneuvelde in 1918 in Frankrijk en zijn broer Max verloor zijn been maar ontving een ijzeren kruis (Duitse militaire onderscheiding).
Nazi-vervolging
De kleine groep joden in Weeze werd gedurende de nazi-tijd bijna volkomen uitgeroeid. Enkelen konden zichzelf in veiligheid brengen door naar overzeese gebieden te emigreren, zoals de veehandelaar Ludwig Devries met zijn echtgenoot Jenny, hun zonen Horst en Albert en zijn zus Helene. Vee- en paardenhandelaar Heinrich Koopmann vluchtte in 1938 met zijn echtgenoot Paula en hun dochters Marion en Rosemarie via Nederland naar België. Van hieruit werden ze in 1942 naar concentratiekamp Auschwitz gedeporteerd en vermoord. Veehandelaar Simon Hertz werd in 1942 opgepakt en in een politiecel in Weeze in voorlopige hechtenis gehouden. Daar voorkwam hij de dreigende deportatie door zelfmoord te plegen. Leonhard Koopmann werd in 1942 samen met de familie van Max Devries naar concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd, waar hij aan de gevolgen van ondervoeding en uitputting stierf.
Max Devries
De veehandelaar Max Devries was tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst bij de cavalerie aan het oost- en westfront, waar hij zwaargewond raakte en een been verloor. Hij was zeer honkvast en net als zijn zus Helene actief in het Weezer verenigingsleven. Na zijn huwelijk met Julie Hartoch werd hun dochter Edith (na haar huwelijk genaamd Bader) in 1935 geboren. Na de novemberpogrom in 1938 werden steeds meer joden vervolgd. Toch sloeg Max Devries niet op de vlucht. Hij voelde zich zijn hele leven al Duitser en Weezenaar. In 1942 werd de familie Devries naar concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd. Daar heersten geelzucht en hongertyfus. Anders dan de meeste overlevenden besloot de familie om na de bevrijding naar Weeze terug te keren. Max Devries pakte zijn werk als veehandelaar samen met een bevriende boer weer op. Zijn levensmotto luidde: geen kwaad met kwaad vergelden. Hij hielp als getuige in de zogenaamde ‘Spruchkammern‘ veel inwoners van Weeze tijdens de periode van ‘denazificatie‘. Als lid van het district was hij van 1945 tot 1946 politiek actief en kwam op voor de belangen van de gemeente Weeze. Ook zijn nakomelingen, de vier kinderen van Edith Bader-Devries, groeiden in Weeze op.
Nagedachtenis
Sinds 2002 bevindt zich een gedenkplaat (locatie: basisschool Petrus-Canisius) in Weeze, gemaakt door Karl-Heinz Uppendahl, ter nagedachtenis aan de joden uit Weeze die ten tijde van het nationaalsocialisme tussen 1933 en 1945 vervolgd en vermoord werden.
In 2009 plaatste de kunstenaar Gunter Demnig uit Keulen zogenaamde ‘Stolpersteine‘ (struikelstenen) voor de laatste verblijfplaatsen van de vermoorde joden uit Weeze. Deze straatstenen zijn elk bekleed met een messing plaat, waar de namen van de slachtoffers en hun noodlot zijn ingegraveerd.
De zusters Marion en Rosemarie Koopmann woonden met hun ouders Heinrich en Paula aan de Kevelaerstraat 32 (tegenwoordig is hier bakkerij Reffeling gevestigd), omstreeks 1935.
Ludwig Devries met zijn vrouw Jenny (meisjesnaam Gerson, uit Aldekerk), zijn zonen Horst (links, later George) en Albert (rechts), jaren veertig
‘Stolpersteine‘-actie aan de Kevelaerstraat 32 op 1 december 2009. Van links naar rechts: Gunter Demnig, Edith Bader, burgemeester Ulrich Francken.